De criteria van de palliatieve patiënt

Oude wetgeving (2002-2016)

Om gepaste palliatieve zorg te kunnen krijgen, is het belangrijk dat men eerst als palliatieve patiënt erkend wordt. Het is echter niet altijd even gemakkelijk om in de praktijk te oordelen wanneer iemand precies palliatief is. Ook is er tot op heden nog vaak verwarring over de term 'beperkte levensverwachting' die lange tijd als belangrijkste criterium voor palliatieve zorg beschouwd werd.

Tot voor kort werd palliatieve zorg immers vooral omschreven als de zorg voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn en nog een beperkte levensverwachting hebben. Deze omschrijving heeft belangrijke consequenties. Zo gaan bijvoorbeeld de voorwaarden van het palliatief statuut of het palliatief forfait uit van een geschatte levensduur van 24 uur tot drie maanden.

Nieuwe wetgeving (vanaf 2016)

De eerste nationale studie over palliatieve zorg (in 2009 uitgevoerd i.o.v. het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg) stelde echter vast dat levensverwachting op zich niet voldoet als criterium: de levensverwachting wordt zowel onderschat, als veel vaker nog overschat. Deze studie liet dit criterium los en bepaalde een palliatieve patiënt als: 

Een patiënt die (1) lijdt aan een ongeneeslijke aandoening, die (2) onomkeerbaar en (3) levensbedreigend is en (4) voor dewelke geen mogelijkheid tot herstel, stabilisatie of remissie bestaat (volledige info op www.kce.fgov.be)

Belangrijker zijn voortaan dus de noden van de patiënt. Gezien het zo essentiëel is om hiermee rekening te houden, werd in 2016 de wetgeving op palliatieve zorg aangepast als volgt:

"Elke patiënt heeft, ongeacht zijn levensverwachting, recht op palliatieve zorg als hij zich bevindt in een vergevorderd of terminaal stadium van een ernstige evolutieve en levensbedreigende ziekte.

...

Palliatieve zorg wordt ingezet vanaf het ogenblik dat de patiënt als palliatief wordt geïdentificeerd tot en met de terminale fase. Palliatieve zorg kan eveneens reeds ingezet worden wanneer er nog ziektebehandeling plaatsvindt tot en met de zorg voor naasten en mantelzorgers tot na het overlijden. De inzet van palliatieve zorg verloopt idealiter progressief in functie van de zorgnoden en -wensen, onafhankelijk van de levensverwachting."

Als gevolg van deze wetswijziging, werd ook in november 2018 in een K.B. vastgelegd op welke manier een palliatieve patiënt geïdentificeerd kan worden.

Kort samengevat wordt in het K.B. het eerste deel van de PICT (Palliative Indicator Tool) omschreven. Dit instrument bestaat uit een aantal vragen waarbij moet nagegaan worden in welke mate de patiënt aan de vooropgestelde criteria voldoet. Belangrijke vragen hierbij zijn

  1. Zou u verwonderd zijn mocht uw patiënt binnen de komende 6 tot 12 maanden overlijden?
  2. Beantwoordt uw patiënt aan meer dan 2 kwetsbaarheidsindicatoren  die in het K.B. gedetailleerd worden beschreven?
  3. Vertoont uw patiënt minstens één van de ongeneeslijkheidscriteria van een mogelijke dodelijke aandoening?

Wanneer op de eerste vraag 'nee' geantwoord wordt, en op de tweede en derde vraag 'ja', dan kan de betreffende persoon als palliatieve patiënt beschouwd worden.

Meer informatie
Palliative Care Indicator Tool of PICT: instrument voor het identificeren van palliatieve patiënten en de ernst van hun zorgnoden :